Woensdag 10 augustus
Vanochtend om 8 uur werden we door onze driver naar het platteland gebracht voor een dayhike. Het is hier hoog, 1500 meter en heuvelig. De boeren planten aan in terrassen en alles wordt met de hand of in het beste geval met ossen gedaan. We liepen over de richels tussen de terrassen. Best nog lastig als je moe wordt. We liepen over de erven en iedereen was even aardig, hartelijk, nieuwsgierig naar ons. De mensen genoten als je een foto van ze nam en hem dan liet zien. Best leuk als kinderen niet vragen om geld maar of je hun foto wilt nemen. Op een gegeven moment gingen we steil naar beneden en Roelof zei dat hij dit wel met de mountainbike wilde doen. “Ja leuk” zei Jelmer “kun je gelijk even zeggen welke kleur kist je wilt?”.
We gingen op allerlei plaatsen kijken hoe mensen werkten. De smid, met een eigen gemaakte blaasbalg, maakte een schep. Een vrouw molk haar zebu, die magere koe met bult, geeft 5 liter melk. (Een geïmporteerde Fries komt tot 15 liter.) Het is hier droog. Stoffig en dor. We zagen hoe ze stenen maken, modder/klei in een mal, storten, drogen, stapelen met gaten er tussen, opnieuw stapelen met brandstof erbij en dan bakken. We zagen hoe ze het land met de hand omploegden. Drie man, schep in de grond, duw, trek en kiep om. Dikke zware kleiklompen. Onze 3 mannen mochten het ook proberen en tot grote verbazing van de werkers lukte het, toen moesten ze nog eens en nog eens. Vervolgens lieten de werkers zien dat het ook sneller kon. Gelukkig was het geen vrouwenwerk. Verderop liet een jonge ons zien hoe je sisalvezels uit een blad schraapt. En vrouwen hoe je matten vlecht van papyrus. Dat was dan weer een vrouwenwerkje, dus mocht ik. Ik kon er denk ik wel 1 in een week maken, zij 3 per dag. Het was leuk, vaak doe je dit soort dingen als georganiseerd dingetje voor de toeristen. Hier komen nog zo weinig toeristen dat zij nog meer van ons genieten dan andersom. Als je uit de velden komt hoor je steeds wel iemand roepen “Fasa!” Blanke. Waarna het hele dorp uitloopt.
We kwamen langs hun tombes. Hoewel de meeste mensen Christelijk zijn, houden ze oude tradities in stand. Bijvoorbeeld de hele familie wordt begraven in één tombe. Dat kunnen 50-100 personen zijn. Ook als je verder weg woont wordt je teruggebracht naar je familietombe. En dat doe je gewoon boven op het dak van de minibus, net als andere zaken die vervoerd moeten worden. Eén keer per 5-7 jaar worden de botten “gekeerd” famadihana. Daarvoor worden de lijken uit de tombe gehaald, er wordt 3 dagen gefeest met de extended family en op de derde dag wordt er een nieuwe doek, lamba, om het lijk gewikkeld, en worden ze weer in de tombe geplaatst. Tot onze grote verbazing was er een famadihana waarbij de lichamen een nieuwe doek kregen aan de gang. De driver vroeg of we het wilden zien. Kan dat? Ja dat kon, we werden vriendelijk begroet. Jelmer voelde zich opgelaten “alsof je naar de begrafenis van een onbekende gaat, inbreuk op hun privacy”. Maar ze leken het oprecht niet erg te vinden, er kwam een bandje voor ons spelen, trommels uit oude blikken en fluitjes uit een stuk ijzer. Ze begonnen te dansen en nodigden ons uit om mee te dansen. Dat was te veel voor de jongens. Ik dacht ik kan ze maar beter iets terug geven om over te praten. Grijze fasa.
Bijzonder om mee te maken.