Vandaag doen we een zeer populair rondje. We beginnen door vanuit Akureyri naar Hverir of Námaskarð te gaan, vandaar verder naar Myvatn, Grjótagjá en Skútustaðagígar en dan via Godafoss terug naar Akureyri.

Het is een sport om zo min mogelijk medetoeristen op de foto te krijgen, vandaag is dat topsport. Maar wat is het een prachtige dag, die kleuren, de variatie in omgeving. Zo onwijs mooi. Voor het eerst hebben we naast zon ook regen als we lopen. Heel kort trouwens, niet om over te klagen. En muggen, heel veel muggen, ze prikken niet, maar, boy oh boy, wat zijn het er veel. Thijmen onze kleine muggenmagneet vindt het niet grappig.

We beginnen met Námaskarð, ik vind dat beter klinken dan Hverir, mooiere letters. Het stinkt naar zwavel, maar dat vergeet je snel. De kleuren zijn magnifiek. Eigenlijk niet te beschrijven. De poelen die bubbels blazen van grijze blubber zijn moeilijk vast te leggen.



De volgende stop zou een hotpool zijn, maar het parkeerterrein is huge en staat vol met bussen. In rijen stellen de toeristen zich op voor de badgelegenheid. Wij slaan over. We zijn niet heel goed tussen massatoerisme.
Daarna door naar Grjótagjá. Bekend uit games of Thrones. Ooit kon je er badderen maar na een uitbarsting is het water zo’n 85 graden. Het idee om met al deze mensen in het water te zitten trekt me ook niet, maar het licht en de kleur van het water zijn indrukwekkend mooi. Boven over de grot loopt een breuklijn van de Euro Aziatische en de Noord Amerikaanse plaat. Je kon er ooit dus baden tussen de platen.


We rijden door langs Myvatn, het betekent muggenmeer, en terecht zouden we denken. Onze picknick wordt in de auto genuttigd


Bij Skútustaðagígar regent het en worden we aangevallen door muggen. Duizenden. Beetje als the Birds van Hitchcock maar dan milder. Thijmen vindt ons enthousiasme niet te volgen. Eerlijk is eerlijk deze pseudokraters zijn ook niet het hoogtepunt van de dag.


Maar wel gebeurt er iets heel grappigs: ons haar staat rechtop. Jelmer appt Jasmyn en zei vertelt dat dat soms gebeurt als het gaat onweren. Nooit eerder meegemaakt. Heel apart. En we leven nog, niet geveld door een inslag.

En als laatste bezoeken we Godafoss, onze eerste, maar zeker heel mooie waterval, die we dichtbij bekijken. Het pad naar beneden en weer naar boven is vrij smal. De omhooglopers klauteren moeizaam omhoog over de rotsen omdat de trap steeds vol is. Ik denk laat ik even wachten en mensen een kans geven naar boven te gaan via de stapstenen trap. (Puur eigenbelang, hoe minder mensen hoe beter het zicht). Word ik toch bijna door een Israëlische dame van de trap geduwd. Ik zeg liefjes dat we de trap delen en dat zij graag naar boven willen. (Wat vind ik dat toch onbeschrijfelijk onbeschoft volk, maakt niet uit waar ter wereld je ze treft, altijd arrogant en opgefokt. (Is het generaliseren als je sinds 1994 nog nooit een positieve ervaring hebt? Er zijn daar vast ook aardige mensen)).


En nu zijn we weer in het hotel. We gaan zo Thais eten. We zijn de burgers zat. En echt IJslands eten: vis en lam, hebben we ook meermalen gehad. En nee Bram en Daan we gaan geen Hákarl (verrotte haai) eten omdat dat zo traditioneel is.
Voor wie wil zien hoe het smaakt, vanaf 2 minuten in dit filmpje. https://youtu.be/-xhfJRdwHnU