We eten in restaurant Baraqa. Een bizarre ervaring. De akoestiek is erbarmelijk, stemmen, muziek, stoelen over de vloer. Het eten was lekker. Jelmer en ik deelden koeientong en kip. Roelof gruwde ervan “ik hoef niets in mijn bek wat een ander in zijn bek heeft gehad.” Ik herinnerde me van heel vroeger een ragout met tong. En dat ik erover aaide als het eerst uren in zout water moest staan. Het voelde raar. En ik vond het lekker. Er zaten stukjes van een peper op het gerecht. “Is het scherp”, vroeg ik Jelmer, “nee gewoon paprika”. Tering, vlammen uit mijn mond, tranen in mijn ogen. “Mmm” zei Jelmer: “raar… welke kleur had je? De mijne was rood.” Tranend zei ik dat mijn paprika groen was. Het enige leuke was dat na de peper mijn droge witte wijn zoet smaakte.
Jelmer drinkt compote. Zo noemen ze het. Maar het is een limonade met wat vruchten. Vandaag kersen. Sommige dingen veranderen nooit

Maar het meest bijzondere was het personeel. Ze waren super aardig en attent. (Op het briefje van 100 staat een schrijver, Sjota Roestaveli, die het belangrijkste Georgische boek schreef “de ridder in het pantervel“. Ik leid mezelf steeds af. Een van de obers vertelde me het.) De reden dat ik een extra stukje schreef was hoe raar het was om naar de obers te kijken. Ze werkten zo hard; alsof je naar een timelapse keek waarbij iedereen gewoon opgenomen werd maar zij in timelapse.
Eén reactie op “Werkbijen.”
Ughh bleekgezicht spreken met scherpe tong 🌶️
LikeLike